opjuinen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | juin op | juinde op | heb opgejuind |
jij, je, u | juint op | juinde op | hebt opgejuind |
hij, zij, het | juint op | juinde op | heeft opgejuind |
wij | juinen op | juinden op | hebben opgejuind |
jullie | juinen op | juinden op | hebben opgejuind |
zij, ze | juinen op | juinden op | hebben opgejuind |
PresensBeta
Example presens sentences for Opjuinen with some of the pronouns.
- Ik juin op om naar het feest te gaan.
- Jij juint op als je muziek hoort.
- Hij/zij/juiniert op wanneer er een spannende wedstrijd is.
- Wij juinen op na een overwinning.
- Jullie juinen op bij goede nieuwsberichten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opjuinen with some of the pronouns.
- Ik juinde op toen ik het slechte nieuws hoorde.
- Jij juinde op terwijl je naar de film keek.
- Hij/zij juinde op tijdens de vakantie in Italië.
- Wij juinden op na elke goal die werd gescoord.
- Jullie juinden op tijdens het concert van jullie favoriete band.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opjuinen with some of the pronouns.
- Ik heb opgejuind tijdens het concert gisteravond.
- Jij hebt opgejuind toen je het goede nieuws hoorde.
- Hij/zij heeft opgejuind na de gewonnen wedstrijd.
- Wij hebben opgejuind tijdens ons vakantie in Spanje.
- Jullie hebben opgejuind na het behalen van jullie diploma.