opschepen

Conjugations List of Opschepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikscheep opscheepte opheb opgescheept
jij, je, uscheept opscheepte ophebt opgescheept
hij, zij, hetscheept opscheepte opheeft opgescheept
wijschepen opscheepten ophebben opgescheept
jullieschepen opscheepten ophebben opgescheept
zij, zeschepen opscheepten ophebben opgescheept

Presens
Beta

Example presens sentences for Opschepen with some of the pronouns.

  • Ik schep op over mijn nieuwe auto.
  • Jij schept op over je vakantieplannen.
  • Hij/zij/het schept op over zijn/haar prestaties.
  • Wij schepen op over ons succesvolle project.
  • Jullie schepen op over jullie kookkunsten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opschepen with some of the pronouns.

  • Ik schepte op over mijn nieuwe auto.
  • Jij schepte op over je vakantieplannen.
  • Hij/zij/het schepte op over zijn/haar prestaties.
  • Wij schepten op over ons succesvolle project.
  • Jullie schepten op over jullie kookkunsten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opschepen with some of the pronouns.

  • Ik heb opgeschept over mijn nieuwe auto.
  • Jij hebt opgeschept over je vakantieplannen.
  • Hij/zij/het heeft opgeschept over zijn/haar prestaties.
  • Wij hebben opgeschept over ons succesvolle project.
  • Jullie hebben opgeschept over jullie kookkunsten.