overlasten

Conjugations List of Overlasten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverlastoverlastteheb overlast
jij, je, uoverlastoverlasttehebt overlast
hij, zij, hetoverlastoverlastteheeft overlast
wijoverlastenoverlasttenhebben overlast
jullieoverlastenoverlasttenhebben overlast
zij, zeoverlastenoverlasttenhebben overlast

Presens
Beta

Example presens sentences for Overlasten with some of the pronouns.

  • Ik overlast de buren met mijn harde muziek.
  • Jij overlast de omgeving met je luide stem.
  • Hij/zij overlast de buurt met zijn/haar lawaaierige feestjes.
  • Wij overlasten het milieu met onze vervuilende fabriek.
  • Jullie overlasten de straat met jullie geparkeerde auto's.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overlasten with some of the pronouns.

  • Ik overlastte de buren met mijn harde muziek.
  • Jij overlastte de omgeving met je luide stem.
  • Hij/zij overlastte de buurt met zijn/haar lawaaierige feestjes.
  • Wij overlastten het milieu met onze vervuilende fabriek.
  • Jullie overlastten de straat met jullie geparkeerde auto's.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overlasten with some of the pronouns.

  • Ik heb de buren overlast met mijn harde muziek.
  • Jij hebt de omgeving overlast met je luide stem.
  • Hij/zij heeft de buurt overlast met zijn/haar lawaaierige feestjes.
  • Wij hebben het milieu overlast met onze vervuilende fabriek.
  • Jullie hebben de straat overlast met jullie geparkeerde auto's.