overzitten

Conjugations List of Overzitten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzit overzat overheb overgezeten
jij, je, uzit overzat overhebt overgezeten
hij, zij, hetzit overzat overheeft overgezeten
wijzitten overzaten overhebben overgezeten
julliezitten overzaten overhebben overgezeten
zij, zezitten overzaten overhebben overgezeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Overzitten with some of the pronouns.

  • Ik zit over in de les.
  • Jij zit over in de toetsenweek.
  • Hij zit over voor wiskunde.
  • Zij zit over in haar examenjaar.
  • Wij zitten over omdat we te veel gemist hebben.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overzitten with some of the pronouns.

  • Ik zat over tijdens de repetities.
  • Jij zat over toen je je cijfers zag.
  • Hij zat vroeger vaak over in de vakantieperiode.
  • Zij zat over terwijl ze hard had gestudeerd.
  • Wij zaten over omdat we ons zorgen maakten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overzitten with some of the pronouns.

  • Ik ben overgezeten na de herkansing.
  • Jij bent overgezet naar een hoger niveau.
  • Hij is vorig jaar overgezeten.
  • Zij is succesvol overgezet naar een andere school.
  • Wij zijn blij dat we zijn overgezeten.