paaien

Conjugations List of Paaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpaaipaaideheb gepaaid
jij, je, upaaitpaaidehebt gepaaid
hij, zij, hetpaaitpaaideheeft gepaaid
wijpaaienpaaidenhebben gepaaid
julliepaaienpaaidenhebben gepaaid
zij, zepaaienpaaidenhebben gepaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Paaien with some of the pronouns.

  • Ik paai mijn kat met lekkernijen.
  • Jij paait de kinderen met cadeautjes.
  • Hij paait zijn baas met complimenten.
  • Zij paait haar vriendinnen met lieve woorden.
  • Wij paaien de hond met aandacht en knuffels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Paaien with some of the pronouns.

  • Ik paaid(e) mijn kat met lekkernijen.
  • Jij paaid(e) de kinderen met cadeautjes.
  • Hij paaid(e) zijn baas met complimenten.
  • Zij paaid(e) haar vriendinnen met lieve woorden.
  • Wij paaid(en) de hond met aandacht en knuffels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Paaien with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn kat gepaaid met lekkernijen.
  • Jij hebt de kinderen gepaaid met cadeautjes.
  • Hij heeft zijn baas gepaaid met complimenten.
  • Zij heeft haar vriendinnen gepaaid met lieve woorden.
  • Wij hebben de hond gepaaid met aandacht en knuffels.