parsen

Conjugations List of Parsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikparseparseteheb geparset
jij, je, uparsetparsetehebt geparset
hij, zij, hetparsetparseteheeft geparset
wijparsenparsetenhebben geparset
jullieparsenparsetenhebben geparset
zij, zeparsenparsetenhebben geparset

Presens
Beta

Example presens sentences for Parsen with some of the pronouns.

  • Ik pars de groenten voor het avondeten.
  • Jij perst sinaasappelsap elke ochtend.
  • Hij/zij/het perst de citroenen uit.
  • Wij persen verse sinaasappels voor het ontbijt.
  • Jullie persen de druiven tot sap.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Parsen with some of the pronouns.

  • Vroeger perste ik de groenten voor het avondeten.
  • Toen perste jij sinaasappelsap elke ochtend.
  • Hij/zij/het perste de citroenen uit in die tijd.
  • Wij persten verse sinaasappels voor het ontbijt.
  • Jullie persten de druiven tot sap in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Parsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de groenten geperst voor het avondeten.
  • Jij hebt sinaasappelsap geperst vanochtend.
  • Hij/zij/het heeft de citroenen uitgeperst.
  • Wij hebben verse sinaasappels geperst voor het ontbijt.
  • Jullie hebben de druiven tot sap geperst.