pedicuren

Conjugations List of Pedicuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpedicuurpedicuurdeheb gepedicuurd
jij, je, upedicuurtpedicuurdehebt gepedicuurd
hij, zij, hetpedicuurtpedicuurdeheeft gepedicuurd
wijpedicurenpedicuurdenhebben gepedicuurd
julliepedicurenpedicuurdenhebben gepedicuurd
zij, zepedicurenpedicuurdenhebben gepedicuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pedicuren with some of the pronouns.

  • Ik pedicuur regelmatig mijn cliĆ«nten.
  • Jij pedicuurt je voeten goed.
  • Hij/Zij pedicuurt in haar eigen praktijk.
  • Wij pedicuren samen als een team.
  • Jullie pedicuren graag bij mensen thuis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pedicuren with some of the pronouns.

  • Vroeger pedicuurde ik mijn familie en vrienden.
  • Als kind pedicuurde jij je knuffels.
  • Toen ik jong was, pedicuurde zij meestal in een salon.
  • In die tijd pedicuurden wij veel ouderen in verzorgingshuizen.
  • Jullie pedicuurden altijd op vrijdagmiddag na school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pedicuren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepedicuurd tijdens de hele zomervakantie.
  • Jij hebt je voeten vorige week gepedicuurd.
  • Hij/Zij heeft haar klanten gisteren gepedicuurd.
  • Wij hebben al onze afspraken van vandaag gepedicuurd.
  • Jullie hebben de nagels van je vrienden ook gepedicuurd.