revitaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | revitaliseer | revitaliseerde | heb gerevitaliseerd |
jij, je, u | revitaliseert | revitaliseerde | hebt gerevitaliseerd |
hij, zij, het | revitaliseert | revitaliseerde | heeft gerevitaliseerd |
wij | revitaliseren | revitaliseerden | hebben gerevitaliseerd |
jullie | revitaliseren | revitaliseerden | hebben gerevitaliseerd |
zij, ze | revitaliseren | revitaliseerden | hebben gerevitaliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Revitaliseren with some of the pronouns.
- Ik revitaliseer het oude gebouw.
- Jij revitaliseert de buurt met jouw initiatieven.
- Hij/zij/het revitaliseert de economie door nieuwe investeringen.
- Wij revitaliseren de groene ruimtes in de stad.
- Jullie revitaliseren de verouderde infrastructuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Revitaliseren with some of the pronouns.
- Ik revitaliseerde het oude gebouw.
- Jij revitaliseerde de buurt met jouw initiatieven.
- Hij/zij/het revitaliseerde de economie door nieuwe investeringen.
- Wij revitaliseerden de groene ruimtes in de stad.
- Jullie revitaliseerden de verouderde infrastructuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Revitaliseren with some of the pronouns.
- Ik heb het oude gebouw gerevitaliseerd.
- Jij hebt de buurt gerevitaliseerd met jouw initiatieven.
- Hij/zij/het heeft de economie gerevitaliseerd door nieuwe investeringen.
- Wij hebben de groene ruimtes in de stad gerevitaliseerd.
- Jullie hebben de verouderde infrastructuur gerevitaliseerd.