saneren

Conjugations List of Saneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksaneersaneerdeheb gesaneerd
jij, je, usaneertsaneerdehebt gesaneerd
hij, zij, hetsaneertsaneerdeheeft gesaneerd
wijsanerensaneerdenhebben gesaneerd
julliesanerensaneerdenhebben gesaneerd
zij, zesanerensaneerdenhebben gesaneerd

Presens

Example presens sentences for Saneren with some of the pronouns.

  • Ik saneer de oude gebouwen.
  • Jij saneert de financiën van het bedrijf.
  • Hij saneert de vervuilde grond.
  • Wij saneren de verouderde infrastructuur.
  • Zij saneren de schulden van de organisatie.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Saneren with some of the pronouns.

  • Ik saneerde de oude gebouwen.
  • Jij saneerde de financiën van het bedrijf.
  • Hij saneerde de vervuilde grond.
  • Wij saneerden de verouderde infrastructuur.
  • Zij saneerden de schulden van de organisatie.

Perfectum

Example perfectum sentences for Saneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de oude gebouwen gesaneerd.
  • Jij hebt de financiën van het bedrijf gesaneerd.
  • Hij heeft de vervuilde grond gesaneerd.
  • Wij hebben de verouderde infrastructuur gesaneerd.
  • Zij hebben de schulden van de organisatie gesaneerd.