scheeflopen

Conjugations List of Scheeflopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop scheefliep scheefheb scheefgelopen
jij, je, uloopt scheefliep scheefhebt scheefgelopen
hij, zij, hetloopt scheefliep scheefheeft scheefgelopen
wijlopen scheefliepen scheefhebben scheefgelopen
jullielopen scheefliepen scheefhebben scheefgelopen
zij, zelopen scheefliepen scheefhebben scheefgelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Scheeflopen with some of the pronouns.

  • Ik loop scheef.
  • Jij loopt scheef.
  • Hij/Zij loopt scheef.
  • Wij lopen scheef.
  • Jullie lopen scheef.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Scheeflopen with some of the pronouns.

  • Ik liep scheef.
  • Jij liep scheef.
  • Hij/Zij liep scheef.
  • Wij liepen scheef.
  • Jullie liepen scheef.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Scheeflopen with some of the pronouns.

  • Ik ben scheefgelopen.
  • Jij bent scheefgelopen.
  • Hij/Zij is scheefgelopen.
  • Wij zijn scheefgelopen.
  • Jullie zijn scheefgelopen.