schertsen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | scherts | schertste | heb geschertst |
| jij, je, u | schertst | schertste | hebt geschertst |
| hij, zij, het | schertst | schertste | heeft geschertst |
| wij | schertsen | schertsten | hebben geschertst |
| jullie | schertsen | schertsten | hebben geschertst |
| zij, ze | schertsen | schertsten | hebben geschertst |
Presens
Example presens sentences for Schertsen with some of the pronouns.
- Ik scherts met mijn vrienden tijdens de lunchpauze.
- Jij schertst graag over politieke onderwerpen.
- Hij scherst altijd met zijn broers tijdens familiebijeenkomsten.
- Zij schertsen vaak over grappige gebeurtenissen op het werk.
- Wij schertsen regelmatig tijdens onze wandelingen in het park.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Schertsen with some of the pronouns.
- Ik scherste vroeger met mijn vrienden tijdens de lunchpauze.
- Jij scherste graag over politieke onderwerpen in het verleden.
- Hij scherste altijd met zijn broers tijdens familiebijeenkomsten.
- Zij schersten vaak over grappige gebeurtenissen op het werk.
- Wij schersten regelmatig tijdens onze wandelingen in het park.
Perfectum
Example perfectum sentences for Schertsen with some of the pronouns.
- Ik heb gescherst met mijn vrienden tijdens de lunchpauze.
- Jij hebt graag over politieke onderwerpen gescherst.
- Hij heeft altijd met zijn broers gescherst tijdens familiebijeenkomsten.
- Zij hebben vaak over grappige gebeurtenissen op het werk gescherst.
- Wij hebben regelmatig tijdens onze wandelingen in het park gescherst.