schranken

Conjugations List of Schranken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschrankschrankteheb geschrankt
jij, je, uschranktschranktehebt geschrankt
hij, zij, hetschranktschrankteheeft geschrankt
wijschrankenschranktenhebben geschrankt
jullieschrankenschranktenhebben geschrankt
zij, zeschrankenschranktenhebben geschrankt

Presens
Beta

Example presens sentences for Schranken with some of the pronouns.

  • Ik schrank
  • Jij schrankt
  • Hij/Zij/Het schrankt
  • Wij schranken
  • Jullie schranken

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schranken with some of the pronouns.

  • Ik schrankte
  • Jij schrankte
  • Hij/Zij/Het schrankte
  • Wij schrankten
  • Jullie schrankten

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schranken with some of the pronouns.

  • Ik heb geschrankt
  • Jij hebt geschrankt
  • Hij/Zij/Het heeft geschrankt
  • Wij hebben geschrankt
  • Jullie hebben geschrankt