schubben
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schub | schubde | heb geschubd |
jij, je, u | schubt | schubde | hebt geschubd |
hij, zij, het | schubt | schubde | heeft geschubd |
wij | schubben | schubden | hebben geschubd |
jullie | schubben | schubden | hebben geschubd |
zij, ze | schubben | schubden | hebben geschubd |
Presens
Example presens sentences for Schubben with some of the pronouns.
- Ik schub
- Jij schubt
- Hij/Zij/Het schubt
- Wij schubben
- Jullie schubben
- Zij schubben
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Schubben with some of the pronouns.
- Ik schubte
- Jij schubte
- Hij/Zij/Het schubte
- Wij schubten
- Jullie schubten
- Zij schubten
Perfectum
Example perfectum sentences for Schubben with some of the pronouns.
- Ik heb geschubd
- Jij hebt geschubd
- Hij/Zij/Het heeft geschubd
- Wij hebben geschubd
- Jullie hebben geschubd
- Zij hebben geschubd