shimmyen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | shimmy | shimmyde | heb geshimmyd |
| jij, je, u | shimmyt | shimmyde | hebt geshimmyd |
| hij, zij, het | shimmyt | shimmyde | heeft geshimmyd |
| wij | shimmyen | shimmyden | hebben geshimmyd |
| jullie | shimmyen | shimmyden | hebben geshimmyd |
| zij, ze | shimmyen | shimmyden | hebben geshimmyd |
Presens
Example presens sentences for Shimmyen with some of the pronouns.
- Ik shimmy in de discotheek.
- Jij shimmiet graag op feestjes.
- Hij/Zij shimmyt op het ritme van de muziek.
- Wij shimmyen samen tijdens danslessen.
- Jullie shimmyen als professionals op het podium.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Shimmyen with some of the pronouns.
- Ik shimmyde vroeger op feestjes met vrienden.
- Jij shimmyde altijd op die ene hit.
- Hij/Zij shimmyde elke avond in de woonkamer.
- Wij shimmyden graag op familiebijeenkomsten.
- Jullie shimmyden samen door de straten van Amsterdam.
Perfectum
Example perfectum sentences for Shimmyen with some of the pronouns.
- Ik heb geshimmyd op het feest gisteravond.
- Jij hebt al eens geshimmyd in een danswedstrijd.
- Hij/Zij is vorige week voor het eerst gaan shimmyen.
- Wij hebben vaak geshimmyd op vakantie.
- Jullie zijn al lang aan het shimmyen.