sodemieteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sodemieter | sodemieterde | heb gesodemieterd |
jij, je, u | sodemietert | sodemieterde | hebt gesodemieterd |
hij, zij, het | sodemietert | sodemieterde | heeft gesodemieterd |
wij | sodemieteren | sodemieterden | hebben gesodemieterd |
jullie | sodemieteren | sodemieterden | hebben gesodemieterd |
zij, ze | sodemieteren | sodemieterden | hebben gesodemieterd |
Presens
Example presens sentences for Sodemieteren with some of the pronouns.
- Ik sodemieter
- Jij sodemietert
- Hij/Zij/Het sodemietert
- Wij sodemieteren
- Jullie sodemieteren
- Zij sodemietert
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Sodemieteren with some of the pronouns.
- Ik sodemieterde
- Jij sodemieterde
- Hij/Zij/Het sodemieterde
- Wij sodemieterden
- Jullie sodemieterden
- Zij sodemieterden
Perfectum
Example perfectum sentences for Sodemieteren with some of the pronouns.
- Ik heb gesodemietereerd
- Jij hebt gesodemietereerd
- Hij/Zij/Het heeft gesodemietereerd
- Wij hebben gesodemietereerd
- Jullie hebben gesodemietereerd
- Zij hebben gesodemietereerd