solderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | soldeer | soldeerde | heb gesoldeerd |
jij, je, u | soldeert | soldeerde | hebt gesoldeerd |
hij, zij, het | soldeert | soldeerde | heeft gesoldeerd |
wij | solderen | soldeerden | hebben gesoldeerd |
jullie | solderen | soldeerden | hebben gesoldeerd |
zij, ze | solderen | soldeerden | hebben gesoldeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Solderen with some of the pronouns.
- Ik soldeer elektronische componenten op printplaten.
- Jij soldeert de draden aan elkaar.
- Hij/Zij/Het soldeert met precisie.
- Wij solderen regelmatig tijdens onze technieklessen.
- Jullie solderen de kabels aan de connectors.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Solderen with some of the pronouns.
- Vroeger soldeerde ik vaak kleine onderdelen samen.
- Toen ik jonger was, soldeerde jij ook graag.
- Hij/Zij/Het soldeerde altijd met geduld en precisie.
- Wij soldeerden gisteren een nieuwe schakeling.
- Jullie soldeerden vorige week een prachtig sieraad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Solderen with some of the pronouns.
- Ik heb gesoldeerd voordat de machine stuk ging.
- Jij hebt de printplaat succesvol gesoldeerd.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar werk gesoldeerd.
- Wij hebben al onze projecten netjes gesoldeerd.
- Jullie hebben de soldeerbout goed gebruikt.