spouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spouw | spouwde | heb gespouwd |
jij, je, u | spouwt | spouwde | hebt gespouwd |
hij, zij, het | spouwt | spouwde | heeft gespouwd |
wij | spouwen | spouwden | hebben gespouwd |
jullie | spouwen | spouwden | hebben gespouwd |
zij, ze | spouwen | spouwden | hebben gespouwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Spouwen with some of the pronouns.
- Ik spuw op de grond.
- Jij spuwt in de gootsteen.
- Hij/Zij spuwt in een zakje.
- Wij spuwen op het veld.
- Zij spuwen overal.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Spouwen with some of the pronouns.
- Ik spuwde op de grond.
- Jij spuwde in de gootsteen.
- Hij/Zij spuwde in een zakje.
- Wij spuwden op het veld.
- Zij spuwden overal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Spouwen with some of the pronouns.
- Ik heb gespogen op de grond.
- Jij hebt gespuwd in de gootsteen.
- Hij/Zij heeft gespuwd in een zakje.
- Wij hebben gespogen op het veld.
- Zij hebben overal gespuwd.