staven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | staaf | staafde | heb gestaafd |
jij, je, u | staaft | staafde | hebt gestaafd |
hij, zij, het | staaft | staafde | heeft gestaafd |
wij | staven | staafden | hebben gestaafd |
jullie | staven | staafden | hebben gestaafd |
zij, ze | staven | staafden | hebben gestaafd |
PresensBeta
Example presens sentences for Staven with some of the pronouns.
- Ik staaf de resultaten van mijn onderzoek.
- Jij staaft je beweringen met feiten.
- Hij/Zij/Het staaft zijn/haar standpunt met argumenten.
- Wij staven onze conclusies met statistieken.
- Jullie staven jullie theorieën met experimenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Staven with some of the pronouns.
- Ik staaft de resultaten van mijn onderzoek.
- Jij staaft je beweringen met feiten.
- Hij/Zij/Het staaft zijn/haar standpunt met argumenten.
- Wij staaft onze conclusies met statistieken.
- Jullie staaft jullie theorieën met experimenten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Staven with some of the pronouns.
- Ik heb de resultaten van mijn onderzoek gestaafd.
- Jij hebt je beweringen met feiten gestaafd.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar standpunt met argumenten gestaafd.
- Wij hebben onze conclusies met statistieken gestaafd.
- Jullie hebben jullie theorieën met experimenten gestaafd.