stenen

Conjugations List of Stenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksteensteendeheb gesteend
jij, je, usteentsteendehebt gesteend
hij, zij, hetsteentsteendeheeft gesteend
wijstenensteendenhebben gesteend
julliestenensteendenhebben gesteend
zij, zestenensteendenhebben gesteend

Presens
Beta

Example presens sentences for Stenen with some of the pronouns.

  • Ik steen elke dag in de tuin.
  • Jij steent de stenen naar binnen.
  • Hij/zij/het stent de muur van het huis.
  • Wij stenen het pad in de achtertuin.
  • Jullie stenen de oprit met kiezelstenen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stenen with some of the pronouns.

  • Vroeger, toen ik jong was, stoonde ik vaak met mijn vrienden.
  • Toen ik de stenen zag, stoonde ik verbaasd.
  • Het huis dat we bezochten, stoonde vol met oude stenen.
  • Tijdens de renovatie stoonden we dagelijks met de stenen te werken.
  • Op dat moment stoonde ik al een paar uur met de zware stenen te sjouwen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stenen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesteend in de bouwplaats.
  • Jij hebt de stenen naar boven gesteend.
  • Hij/zij/het heeft de muur gesteend.
  • Wij hebben het terras met stenen gesteend.
  • Jullie hebben de vloer met keramische stenen gesteend.