strossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stros | stroste | heb gestrost |
jij, je, u | strost | stroste | hebt gestrost |
hij, zij, het | strost | stroste | heeft gestrost |
wij | strossen | strosten | hebben gestrost |
jullie | strossen | strosten | hebben gestrost |
zij, ze | strossen | strosten | hebben gestrost |
PresensBeta
Example presens sentences for Strossen with some of the pronouns.
- Ik stros
- Jij strost
- Hij/Zij strost
- Wij jullie/u/zij strossen
- De boer strost het hooi
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Strossen with some of the pronouns.
- Ik stroste
- Jij stroste
- Hij/Zij stroste
- Wij/jullie/u/zij strostten
- De boer stroste het hooi
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Strossen with some of the pronouns.
- Ik heb gestrost
- Jij hebt gestrost
- Hij/Zij heeft gestrost
- Wij/jullie/u/zij hebben gestrost
- De boer heeft het hooi gestrost