terugslaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sla terug | sloeg terug | heb teruggeslagen |
jij, je, u | slaat terug | sloeg terug | hebt teruggeslagen |
hij, zij, het | slaat terug | sloeg terug | heeft teruggeslagen |
wij | slaan terug | sloegen terug | hebben teruggeslagen |
jullie | slaan terug | sloegen terug | hebben teruggeslagen |
zij, ze | slaan terug | sloegen terug | hebben teruggeslagen |
Presens
Example presens sentences for Terugslaan with some of the pronouns.
- Ik sla terug naar het verleden.
- Jij slaat terug met kracht.
- Hij slaat altijd terug als hij wordt aangevallen.
- Zij slaan terug met woorden in plaats van geweld.
- Wij slaan terug tegen onrecht.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Terugslaan with some of the pronouns.
- Ik sloeg terug, maar het had geen effect.
- Jij sloeg altijd terug als iemand iets vervelends zei.
- Hij sloeg terug met twee keer zoveel kracht.
- Zij sloegen terug met een georganiseerd protest.
- Wij sloegen terug in de strijd voor gelijke rechten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Terugslaan with some of the pronouns.
- Ik heb teruggeslagen toen ik werd aangevallen.
- Jij bent teruggeklapt na de klap.
- Hij heeft altijd teruggeslagen wanneer dat nodig was.
- Zij zijn teruggevallen op hun instinct om terug te slaan.
- Wij hebben stevig teruggeslagen tegen discriminatie.