toesnauwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snauw toe | snauwde toe | heb toegesnauwd |
jij, je, u | snauwt toe | snauwde toe | hebt toegesnauwd |
hij, zij, het | snauwt toe | snauwde toe | heeft toegesnauwd |
wij | snauwen toe | snauwden toe | hebben toegesnauwd |
jullie | snauwen toe | snauwden toe | hebben toegesnauwd |
zij, ze | snauwen toe | snauwden toe | hebben toegesnauwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Toesnauwen with some of the pronouns.
- Ik snauw hem toes tijdens de vergadering.
- Jij snauwt haar toes wanneer ze te laat komt.
- Hij snauwt ons toes als we fouten maken.
- Zij snauwen de kinderen toes als ze niet luisteren.
- Wij snauwen jou toes als je niet oppast.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toesnauwen with some of the pronouns.
- Ik snauwde hem toes terwijl hij met zijn telefoon speelde.
- Jij snauwde haar toes toen ze je onderbrak.
- Hij snauwde ons toes vanwege onze slordigheid.
- Zij snauwden de kinderen toes nadat ze ruzie hadden gemaakt.
- Wij snauwden jou toes omdat je niet naar ons luisterde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toesnauwen with some of the pronouns.
- Ik heb hem toesnauwd toen hij me irriteerde.
- Jij hebt haar toesnauwd na haar onbeleefde opmerking.
- Hij heeft ons toesnauwd vanwege onze nalatigheid.
- Zij hebben de kinderen toesnauwd voor hun slechte gedrag.
- Wij hebben jou toesnauwd omdat je ons teleurstelde.