traumatiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | traumatiseer | traumatiseerde | heb getraumatiseerd |
jij, je, u | traumatiseert | traumatiseerde | hebt getraumatiseerd |
hij, zij, het | traumatiseert | traumatiseerde | heeft getraumatiseerd |
wij | traumatiseren | traumatiseerden | hebben getraumatiseerd |
jullie | traumatiseren | traumatiseerden | hebben getraumatiseerd |
zij, ze | traumatiseren | traumatiseerden | hebben getraumatiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Traumatiseren with some of the pronouns.
- Ik traumatiseer de kinderen niet met enge verhalen.
- Jij traumatiseert jezelf door naar die horrorfilms te kijken.
- Hij/zij traumatiseert de slachtoffers met zijn/haar wrede daden.
- Wij traumatiseren de patiënten niet met onnodige behandelingen.
- Jullie traumatiseren de honden met vuurwerk tijdens oud en nieuw.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Traumatiseren with some of the pronouns.
- Ik traumatiseerde de kinderen niet met enge verhalen.
- Jij traumatiseerde jezelf door naar die horrorfilms te kijken.
- Hij/zij traumatiseerde de slachtoffers met zijn/haar wrede daden.
- Wij traumatiseerden de patiënten niet met onnodige behandelingen.
- Jullie traumatiseerden de honden met vuurwerk tijdens oud en nieuw.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Traumatiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de kinderen niet getraumatiseerd met enge verhalen.
- Jij hebt jezelf getraumatiseerd door naar die horrorfilms te kijken.
- Hij/zij heeft de slachtoffers getraumatiseerd met zijn/haar wrede daden.
- Wij hebben de patiënten niet getraumatiseerd met onnodige behandelingen.
- Jullie hebben de honden getraumatiseerd met vuurwerk tijdens oud en nieuw.