tuien

Conjugations List of Tuien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktuituideheb getuid
jij, je, utuittuidehebt getuid
hij, zij, hettuittuideheeft getuid
wijtuientuidenhebben getuid
jullietuientuidenhebben getuid
zij, zetuientuidenhebben getuid

Presens
Beta

Example presens sentences for Tuien with some of the pronouns.

  • Ik tuin regelmatig in mijn vrije tijd.
  • Jij tuint graag in de zomermaanden.
  • Hij tuint met veel plezier in zijn eigen moestuin.
  • Wij tuinen samen in het weekend.
  • Zij tuinen elke dag na het werk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tuien with some of the pronouns.

  • Vroeger tuide ik altijd met mijn ouders in de tuin.
  • Jij tuide meestal 's avonds als de zon onderging.
  • Hij tuide vroeger in zijn oude achtertuin.
  • Wij tuiden elke zomer op het platteland.
  • Zij tuidden vaak in de stadsparken van Amsterdam.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tuien with some of the pronouns.

  • Ik heb getuid in mijn tuin gisteren.
  • Jij hebt al vaak getuid in verschillende tuinen.
  • Hij heeft net een nieuwe plant getuid.
  • Wij hebben vorige week gezamenlijk getuid.
  • Zij hebben al hun bloemen en bomen goed getuid.