uitdenken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | denk uit | dacht uit | heb uitgedacht |
jij, je, u | denkt uit | dacht uit | hebt uitgedacht |
hij, zij, het | denkt uit | dacht uit | heeft uitgedacht |
wij | denken uit | dachten uit | hebben uitgedacht |
jullie | denken uit | dachten uit | hebben uitgedacht |
zij, ze | denken uit | dachten uit | hebben uitgedacht |
Presens
Example presens sentences for Uitdenken with some of the pronouns.
- Ik denk iets uit voor mijn volgende les.
- Jij denkt altijd creatieve oplossingen uit.
- Hij/Zij denkt een plan uit om de problemen op te lossen.
- Wij denken samen een project uit.
- Jullie denken verschillende ideeƫn uit en kiezen de beste.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Uitdenken with some of the pronouns.
- Vroeger dacht ik vaak iets uit voor mijn lessen.
- Jij dacht altijd creatieve oplossingen uit.
- Hij/Zij dacht een plan uit om de problemen op te lossen.
- Wij dachten samen een project uit.
- Jullie dachten verschillende ideeƫn uit en kozen de beste.
Perfectum
Example perfectum sentences for Uitdenken with some of the pronouns.
- Ik heb iets uitgedacht voor mijn volgende les.
- Jij hebt altijd creatieve oplossingen uitgedacht.
- Hij/Zij heeft een plan uitgedacht om de problemen op te lossen.
- Wij hebben samen een project uitgedacht.
- Jullie hebben verschillende ideeƫn uitgedacht en de beste gekozen.