vastrijden

Conjugations List of Vastrijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrijd vastreed vastheb vastgereden
jij, je, urijdt vastreed vasthebt vastgereden
hij, zij, hetrijdt vastreed vastheeft vastgereden
wijrijden vastreden vasthebben vastgereden
jullierijden vastreden vasthebben vastgereden
zij, zerijden vastreden vasthebben vastgereden

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastrijden with some of the pronouns.

  • Ik rij vast in de modder.
  • Jij rijdt vast in de sneeuw.
  • Hij/zij rijdt vast op het grindpad.
  • Wij rijden vast in het zand.
  • Jullie rijden vast in de file.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastrijden with some of the pronouns.

  • Ik raakte vast in de modder.
  • Jij raakte vast in de sneeuw.
  • Hij/zij raakte vast op het grindpad.
  • Wij raakten vast in het zand.
  • Jullie raakten vast in de file.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastrijden with some of the pronouns.

  • Ik ben vastgereden in de modder.
  • Jij bent vastgereden in de sneeuw.
  • Hij/zij is vastgereden op het grindpad.
  • Wij zijn vastgereden in het zand.
  • Jullie zijn vastgereden in de file.