verkeuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkeur | verkeurde | heb verkeurd |
jij, je, u | verkeurt | verkeurde | hebt verkeurd |
hij, zij, het | verkeurt | verkeurde | heeft verkeurd |
wij | verkeuren | verkeurden | hebben verkeurd |
jullie | verkeuren | verkeurden | hebben verkeurd |
zij, ze | verkeuren | verkeurden | hebben verkeurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verkeuren with some of the pronouns.
- Ik keur de maaltijd af.
- Jij keurt zijn gedrag af.
- Hij keurt de plannen af.
- Wij keuren haar beslissing af.
- Zij keuren de nieuwe regels af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verkeuren with some of the pronouns.
- Ik keurde de maaltijd af.
- Jij keurde zijn gedrag af.
- Hij keurde de plannen af.
- Wij keurden haar beslissing af.
- Zij keurden de nieuwe regels af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verkeuren with some of the pronouns.
- Ik heb de maaltijd afgekeurd.
- Jij hebt zijn gedrag afgekeurd.
- Hij heeft de plannen afgekeurd.
- Wij hebben haar beslissing afgekeurd.
- Zij hebben de nieuwe regels afgekeurd.