vermorzelen

Conjugations List of Vermorzelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvermorzelvermorzeldeheb vermorzeld
jij, je, uvermorzeltvermorzeldehebt vermorzeld
hij, zij, hetvermorzeltvermorzeldeheeft vermorzeld
wijvermorzelenvermorzeldenhebben vermorzeld
jullievermorzelenvermorzeldenhebben vermorzeld
zij, zevermorzelenvermorzeldenhebben vermorzeld

Presens

Example presens sentences for Vermorzelen with some of the pronouns.

  • Ik vermorzel de noten in een vijzel.
  • Jij vermorzelt het afval met een sterke pers.
  • Hij vermorzelt de concurrentie met zijn innovatieve ideeĆ«n.
  • Wij vermorzelen de tegenstand in de wedstrijd.
  • Jullie vermorzelen de knoflook met een knoflookpers.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vermorzelen with some of the pronouns.

  • Ik vermorzelde de noten in een vijzel.
  • Jij vermorzelde het afval met een sterke pers.
  • Hij vermorzelde de concurrentie met zijn innovatieve ideeĆ«n.
  • Wij vermorzelden de tegenstand in de wedstrijd.
  • Jullie vermorzelden de knoflook met een knoflookpers.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vermorzelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de noten vermorzeld in een vijzel.
  • Jij hebt het afval vermorzeld met een sterke pers.
  • Hij heeft de concurrentie vermorzeld met zijn innovatieve ideeĆ«n.
  • Wij hebben de tegenstand vermorzeld in de wedstrijd.
  • Jullie hebben de knoflook vermorzeld met een knoflookpers.