vierkanten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vierkant | vierkantte | heb gevierkant |
jij, je, u | vierkant | vierkantte | hebt gevierkant |
hij, zij, het | vierkant | vierkantte | heeft gevierkant |
wij | vierkanten | vierkantten | hebben gevierkant |
jullie | vierkanten | vierkantten | hebben gevierkant |
zij, ze | vierkanten | vierkantten | hebben gevierkant |
PresensBeta
Example presens sentences for Vierkanten with some of the pronouns.
- Ik vierkant
- Jij viert
- Hij/Zij/Vierkant
- Wij/vieren
- Jullie/vieren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vierkanten with some of the pronouns.
- Ik vierkantte
- Jij vierkantte
- Hij/Zij vierkantte
- Wij vierkantten
- Jullie vierkantten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vierkanten with some of the pronouns.
- Ik heb gevierkant
- Jij hebt gevierkant
- Hij/Zij heeft gevierkant
- Wij hebben gevierkant
- Jullie hebben gevierkant