voorliegen

Conjugations List of Voorliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklieg voorloog voorheb voorgelogen
jij, je, uliegt voorloog voorhebt voorgelogen
hij, zij, hetliegt voorloog voorheeft voorgelogen
wijliegen voorlogen voorhebben voorgelogen
jullieliegen voorlogen voorhebben voorgelogen
zij, zeliegen voorlogen voorhebben voorgelogen