voortstappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stap voort | stapte voort | heb voortgestapt |
jij, je, u | stapt voort | stapte voort | hebt voortgestapt |
hij, zij, het | stapt voort | stapte voort | heeft voortgestapt |
wij | stappen voort | stapten voort | hebben voortgestapt |
jullie | stappen voort | stapten voort | hebben voortgestapt |
zij, ze | stappen voort | stapten voort | hebben voortgestapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Voortstappen with some of the pronouns.
- Ik stap voort in de regen.
- Jij stapt voort met veel energie.
- Hij stapt voort langs de rivier.
- Zij stappen voort door het bos.
- Wij stappen voort op het pad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voortstappen with some of the pronouns.
- Ik stapte voort door de straten van de stad.
- Jij stapte voort met een glimlach op je gezicht.
- Hij stapte voort terwijl hij naar muziek luisterde.
- Zij stapten voort door de drukke menigte.
- Wij stapten voort door de velden en bossen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voortstappen with some of the pronouns.
- Ik ben voortgestapt door de stad.
- Jij hebt voortgestapt naar de top.
- Hij is voortgestapt naar de finishlijn.
- Zij hebben voortgestapt langs het strand.
- Wij zijn voortgestapt naar de markt.