wegblazen

Conjugations List of Wegblazen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblaas wegblies wegheb weggeblazen
jij, je, ublaast wegblies weghebt weggeblazen
hij, zij, hetblaast wegblies wegheeft weggeblazen
wijblazen wegbliezen weghebben weggeblazen
jullieblazen wegbliezen weghebben weggeblazen
zij, zeblazen wegbliezen weghebben weggeblazen

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegblazen with some of the pronouns.

  • Ik blaas de bladeren weg.
  • Jij blaast de kaars uit.
  • Hij blaast de zeepbellen weg.
  • Wij blazen de stof weg.
  • Zij blazen de sneeuw van het pad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegblazen with some of the pronouns.

  • Ik blies de bladeren weg.
  • Jij blies de kaars uit.
  • Hij blies de zeepbellen weg.
  • Wij bliezen de stof weg.
  • Zij bliezen de sneeuw van het pad weg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegblazen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bladeren weggeblazen.
  • Jij hebt de kaars uitgeblazen.
  • Hij heeft de zeepbellen weggeblazen.
  • Wij hebben de stof weggeblazen.
  • Zij hebben de sneeuw van het pad weggeblazen.