willigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | willig | willigde | ben gewilligd |
jij, je, u | willigt | willigde | bent gewilligd |
hij, zij, het | willigt | willigde | is gewilligd |
wij | willigen | willigden | zijn gewilligd |
jullie | willigen | willigden | zijn gewilligd |
zij, ze | willigen | willigden | zijn gewilligd |
PresensBeta
Example presens sentences for Willigen with some of the pronouns.
- Ik willig de aanvraag van de klant in.
- Jij willigt altijd mijn verzoeken in.
- Hij/Zij willigt hun verzoek om hulp in.
- Wij willigen de eisen van de vakbond in.
- Jullie willigen onze voorstellen niet in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Willigen with some of the pronouns.
- Ik willigde de aanvraag van de klant in.
- Jij willigde altijd mijn verzoeken in.
- Hij/Zij willigde hun verzoek om hulp in.
- Wij willigden de eisen van de vakbond in.
- Jullie willigden onze voorstellen niet in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Willigen with some of the pronouns.
- Ik heb de aanvraag van de klant ingewilligd.
- Jij hebt altijd mijn verzoeken ingewilligd.
- Hij/Zij heeft hun verzoek om hulp ingewilligd.
- Wij hebben de eisen van de vakbond ingewilligd.
- Jullie hebben onze voorstellen niet ingewilligd.