zwanzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwans | zwansde | heb gezwansd |
jij, je, u | zwanst | zwansde | hebt gezwansd |
hij, zij, het | zwanst | zwansde | heeft gezwansd |
wij | zwanzen | zwansden | hebben gezwansd |
jullie | zwanzen | zwansden | hebben gezwansd |
zij, ze | zwanzen | zwansden | hebben gezwansd |
PresensBeta
Example presens sentences for Zwanzen with some of the pronouns.
- Ik zwanst
- Jij zwanst
- Hij/Zij zwanst
- Wij jullie/zwansen
- Zij zwansen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zwanzen with some of the pronouns.
- Ik zwansde
- Jij zwansde
- Hij/Zij zwansde
- Wij zwansden
- Zij zwansden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zwanzen with some of the pronouns.
- Ik heb gezwanst
- Jij hebt gezwanst
- Hij/Zij heeft gezwanst
- Wij hebben gezwanst
- Zij hebben gezwanst