aanbesteden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | besteed aan | besteedde aan | heb aanbesteed |
jij, je, u | besteedt aan | besteedde aan | hebt aanbesteed |
hij, zij, het | besteedt aan | besteedde aan | heeft aanbesteed |
wij | besteden aan | besteedden aan | hebben aanbesteed |
jullie | besteden aan | besteedden aan | hebben aanbesteed |
zij, ze | besteden aan | besteedden aan | hebben aanbesteed |
Presens
Example presens sentences for Aanbesteden with some of the pronouns.
- Ik besteed aan voor het bouwproject.
- Jij besteedt aan voor de infrastructuurontwikkeling.
- Hij/Zij besteedt aan voor de renovatie van het gebouw.
- Wij besteden aan voor de aanleg van de tuin.
- Zij besteden aan voor de herinrichting van het park.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aanbesteden with some of the pronouns.
- Ik bood aan voor het bouwproject.
- Jij bood aan voor de infrastructuurontwikkeling.
- Hij/Zij bood aan voor de renovatie van het gebouw.
- Wij boden aan voor de aanleg van de tuin.
- Zij boden aan voor de herinrichting van het park.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aanbesteden with some of the pronouns.
- Ik heb aangeboden voor het bouwproject.
- Jij hebt aangeboden voor de infrastructuurontwikkeling.
- Hij/Zij heeft aangeboden voor de renovatie van het gebouw.
- Wij hebben aangeboden voor de aanleg van de tuin.
- Zij hebben aangeboden voor de herinrichting van het park.