jeuken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | jeuk | jeukte | heb gejeukt |
jij, je, u | jeukt | jeukte | hebt gejeukt |
hij, zij, het | jeukt | jeukte | heeft gejeukt |
wij | jeuken | jeukten | hebben gejeukt |
jullie | jeuken | jeukten | hebben gejeukt |
zij, ze | jeuken | jeukten | hebben gejeukt |
Presens
Example presens sentences for Jeuken with some of the pronouns.
- Mijn hoofdhuid jeukt altijd na het dragen van een hoed.
- De muggenbeten jeuken verschrikkelijk!
- Wanneer ik gestrest ben, begint mijn huid te jeuken.
- Zijn ogen jeuken vanwege de allergie.
- Als ik wol draag, gaat mijn huid jeuken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Jeuken with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, jeukte mijn neus vaak door allergieën.
- Vroeger jeukten mijn voeten altijd als ik nieuwe schoenen droeg.
- Het jeukte zo erg dat hij per ongeluk zijn arm open krabde.
- Tijdens de vakantie jeukte mijn huid door de insectenbeten.
- Het zou vreselijk jeuken als je die stof op je huid krijgt.
Perfectum
Example perfectum sentences for Jeuken with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren mijn hele lichaam gekrabd omdat het zo erg jeukte.
- We hebben de jeukende uitslag met een speciale zalf behandeld.
- Hebben jullie je oren wel goed schoongemaakt? Anders kan het gaan jeuken.
- Hij heeft zijn huid veel te hard gekrabd en nu is het nog erger gaan jeuken.
- Ze heeft al verschillende medicijnen geprobeerd, maar de jeuk blijft aanhouden.