turen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tuur | tuurde | heb getuurd |
jij, je, u | tuurt | tuurde | hebt getuurd |
hij, zij, het | tuurt | tuurde | heeft getuurd |
wij | turen | tuurden | hebben getuurd |
jullie | turen | tuurden | hebben getuurd |
zij, ze | turen | tuurden | hebben getuurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Turen with some of the pronouns.
- Ik tuur naar de horizon om te zien of er schepen zijn.
- Jij tuurt vaak naar je telefoon tijdens het eten.
- Hij tuurt intensief naar het computerscherm om fouten te vinden.
- Wij turen in de verte en genieten van het mooie uitzicht.
- Jullie tuurden aandachtig naar de sterrenhemel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Turen with some of the pronouns.
- Ik tuurde naar de rivier terwijl ik nadacht over mijn leven.
- Jij tuurde verveeld uit het raam tijdens de les.
- Hij tuurde met verbazing naar de vliegende vogels.
- Wij tuurden vol spanning naar het podium, wachtend op de artiest.
- Jullie tuurden gefascineerd naar de dansende vlinders.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Turen with some of the pronouns.
- Ik heb naar de vogels getuurd in het park.
- Jij bent al een uur aan het turen naar die puzzel.
- Hij heeft met verwondering naar het schilderij getuurd.
- Wij zijn naar de zonsondergang getuurd op het strand.
- Jullie hebben langdurig naar de voorbijgaande treinen getuurd.