gelukwensen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wens geluk | wenste geluk | heb gelukgewenst |
jij, je, u | wenst geluk | wenste geluk | hebt gelukgewenst |
hij, zij, het | wenst geluk | wenste geluk | heeft gelukgewenst |
wij | wensen geluk | wensten geluk | hebben gelukgewenst |
jullie | wensen geluk | wensten geluk | hebben gelukgewenst |
zij, ze | wensen geluk | wensten geluk | hebben gelukgewenst |
PresensBeta
Example presens sentences for Gelukwensen with some of the pronouns.
- Ik gelukwens mijn vriend met zijn nieuwe baan.
- Jij gelukwenst haar met haar verjaardag.
- Hij gelukwenst hen met hun huwelijk.
- Wij gelukwensen jullie met de geboorte van jullie kind.
- Zij gelukwensen ons met onze prestaties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gelukwensen with some of the pronouns.
- Vroeger gelukwenste ik mijn vriend met zijn nieuwe baan.
- Vroeger gelukwenste jij haar met haar verjaardag.
- Vroeger gelukwenste hij hen met hun huwelijk.
- Vroeger gelukwensden wij jullie met de geboorte van jullie kind.
- Vroeger gelukwensden zij ons met onze prestaties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gelukwensen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vriend gelukgewenst met zijn nieuwe baan.
- Jij hebt haar gelukgewenst met haar verjaardag.
- Hij heeft hen gelukgewenst met hun huwelijk.
- Wij hebben jullie gelukgewenst met de geboorte van jullie kind.
- Zij hebben ons gelukgewenst met onze prestaties.