roesten

Conjugations List of Roesten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikroestroestteben geroest
jij, je, uroestroesttebent geroest
hij, zij, hetroestroestteis geroest
wijroestenroesttenzijn geroest
jullieroestenroesttenzijn geroest
zij, zeroestenroesttenzijn geroest

Presens
Beta

Example presens sentences for Roesten with some of the pronouns.

  • Het metaal roest.
  • Ik roest regelmatig mijn fietsketting.
  • De oude hekken roesten snel.
  • Roest jij ook zo snel?
  • Mijn auto roest niet omdat ik hem goed onderhoud.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Roesten with some of the pronouns.

  • Het metaal roestte langzaam door de jaren heen.
  • Toen ik jong was, roestte mijn fiets altijd snel.
  • Vroeger roestten de oude blikken gemakkelijk.
  • Telkens als het regende, roestte de schommel in de achtertuin.
  • We merkten dat de brug al begon te roesten voordat hij werd gerepareerd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Roesten with some of the pronouns.

  • De metalen hebben geroest door de vochtige omstandigheden.
  • Ik heb mijn fietsketting regelmatig laten roesten.
  • De hekken waren al geroest toen we ze vonden.
  • Heb jij ooit een voorwerp laten roesten?
  • Mijn vorige auto had flink geroest door de winters in Nederland.