schminken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schmink | schminkte | heb geschminkt |
jij, je, u | schminkt | schminkte | hebt geschminkt |
hij, zij, het | schminkt | schminkte | heeft geschminkt |
wij | schminken | schminkten | hebben geschminkt |
jullie | schminken | schminkten | hebben geschminkt |
zij, ze | schminken | schminkten | hebben geschminkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Schminken with some of the pronouns.
- Ik schmink mijn gezicht voor het feest.
- Jij schminkt je als een tijger voor Halloween.
- Hij schminkt de kinderen op de kermis.
- Wij schminken ons voor de theatervoorstelling.
- Zij schminken zich als clowns voor het circus.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schminken with some of the pronouns.
- Vroeger schminkte ik me altijd voor carnaval.
- Toen ik jong was, schminkte jij je als een prinses.
- Hij schminkte vaak zijn gezicht voor toneelstukken.
- Wij schminkten onszelf in kleurrijke patronen.
- Zij schminkten de kinderen graag tijdens verjaardagsfeestjes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schminken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn gezicht geschminkt voor het feest.
- Jij hebt je als een tijger geschminkt voor Halloween.
- Hij heeft de kinderen geschminkt op de kermis.
- Wij hebben ons geschminkt voor de theatervoorstelling.
- Zij hebben zich als clowns geschminkt voor het circus.