spijbelen

Conjugations List of Spijbelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspijbelspijbeldeheb gespijbeld
jij, je, uspijbeltspijbeldehebt gespijbeld
hij, zij, hetspijbeltspijbeldeheeft gespijbeld
wijspijbelenspijbeldenhebben gespijbeld
julliespijbelenspijbeldenhebben gespijbeld
zij, zespijbelenspijbeldenhebben gespijbeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Spijbelen with some of the pronouns.

  • Ik spijbel regelmatig van school.
  • Jij spijbelt vaak tijdens de les.
  • Hij/zij spijbelt soms met zijn/haar vrienden.
  • Wij spijbelen af en toe om iets leuks te doen.
  • Jullie spijbelen nooit van werk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spijbelen with some of the pronouns.

  • Vroeger spijbelde ik altijd van school.
  • Als kind spijbelde jij regelmatig van zwemles.
  • Hij/zij spijbelde vaak tijdens de sportlessen.
  • Wij spijbelden soms om naar de bioscoop te gaan.
  • Jullie spijbelden regelmatig van muziekles.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spijbelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gespijbeld tijdens de vorige lesweek.
  • Jij bent betrapt op spijbelen vorige maand.
  • Hij/zij heeft stiekem gespijbeld gisteren.
  • Wij hebben weleens gespijbeld in het verleden.
  • Jullie hebben nooit eerder gespijbeld.