demonstreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | demonstreer | demonstreerde | heb gedemonstreerd |
jij, je, u | demonstreert | demonstreerde | hebt gedemonstreerd |
hij, zij, het | demonstreert | demonstreerde | heeft gedemonstreerd |
wij | demonstreren | demonstreerden | hebben gedemonstreerd |
jullie | demonstreren | demonstreerden | hebben gedemonstreerd |
zij, ze | demonstreren | demonstreerden | hebben gedemonstreerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Demonstreren with some of the pronouns.
- Ik demonstreer hoe de machine werkt.
- Jij demonstreert je nieuwe vaardigheden aan de groep.
- Hij demonstreert zijn kunstwerken tijdens de expositie.
- Wij demonstreren tegen onrechtvaardigheid.
- Zij demonstreren voor betere arbeidsvoorwaarden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Demonstreren with some of the pronouns.
- Ik demonstreerde hoe de machine werkte.
- Jij demonstreerde je nieuwe vaardigheden aan de groep.
- Hij demonstreerde zijn kunstwerken tijdens de expositie.
- Wij demonstreerden tegen onrechtvaardigheid.
- Zij demonstreerden voor betere arbeidsvoorwaarden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Demonstreren with some of the pronouns.
- Ik heb gedemonstreerd hoe de machine werkt.
- Jij hebt je nieuwe vaardigheden aan de groep gedemonstreerd.
- Hij heeft zijn kunstwerken tijdens de expositie gedemonstreerd.
- Wij hebben tegen onrechtvaardigheid gedemonstreerd.
- Zij hebben voor betere arbeidsvoorwaarden gedemonstreerd.