beuren

Conjugations List of Beuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeurbeurdeheb gebeurd
jij, je, ubeurtbeurdehebt gebeurd
hij, zij, hetbeurtbeurdeheeft gebeurd
wijbeurenbeurdenhebben gebeurd
julliebeurenbeurdenhebben gebeurd
zij, zebeurenbeurdenhebben gebeurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Beuren with some of the pronouns.

  • Ik beur de zware dozen op.
  • Jij beurt het geld van de tafel.
  • Hij/zij/het beurt de kinderen na school.
  • Wij beuren onze vrienden op met een grap.
  • Zij beuren de belastingaangifte op tijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beuren with some of the pronouns.

  • Ik beurde de zware dozen op.
  • Jij beurde het geld van de tafel op.
  • Hij/zij/het beurde de kinderen na school op.
  • Wij beurden onze vrienden op met een grap.
  • Zij beurden de belastingaangifte op tijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beuren with some of the pronouns.

  • Ik heb de zware dozen opgebeurd.
  • Jij hebt het geld van de tafel opgebeurd.
  • Hij/zij/het heeft de kinderen na school opgebeurd.
  • Wij hebben onze vrienden opgebeurd met een grap.
  • Zij hebben de belastingaangifte op tijd opgebeurd.