profiteren

Conjugations List of Profiteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikprofiteerprofiteerdeheb geprofiteerd
jij, je, uprofiteertprofiteerdehebt geprofiteerd
hij, zij, hetprofiteertprofiteerdeheeft geprofiteerd
wijprofiterenprofiteerdenhebben geprofiteerd
jullieprofiterenprofiteerdenhebben geprofiteerd
zij, zeprofiterenprofiteerdenhebben geprofiteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Profiteren with some of the pronouns.

  • Ik profiteer van de aanbieding.
  • Jij profiteert altijd van situaties.
  • Hij profiteert van zijn talenten.
  • Wij profiteren van het mooie weer.
  • Zij profiteren van de korting.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Profiteren with some of the pronouns.

  • Ik profiteerde vroeger vaak van deze actie.
  • Jij profiteerde altijd van de omstandigheden.
  • Hij profiteerde van de chaos.
  • Wij profiteerden van de gelegenheid.
  • Zij profiteerden van de verwarring.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Profiteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geprofiteerd van de vakantie.
  • Jij hebt altijd geprofiteerd van anderen.
  • Hij heeft geprofiteerd van de nieuwe regeling.
  • Wij hebben geprofiteerd van de verkoop.
  • Zij hebben geprofiteerd van het succes.