propaganderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | propagandeer | propagandeerde | heb gepropagandeerd |
jij, je, u | propagandeert | propagandeerde | hebt gepropagandeerd |
hij, zij, het | propagandeert | propagandeerde | heeft gepropagandeerd |
wij | propaganderen | propagandeerden | hebben gepropagandeerd |
jullie | propaganderen | propagandeerden | hebben gepropagandeerd |
zij, ze | propaganderen | propagandeerden | hebben gepropagandeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Propaganderen with some of the pronouns.
- Ik propageer de waarde van educatie.
- Jij propageert een gezonde levensstijl.
- Hij/Zij/Het propageert duurzaamheid.
- Wij propageren gelijkheid en rechtvaardigheid.
- Jullie propageren vrede en harmonie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Propaganderen with some of the pronouns.
- Vroeger propageerde ik deze filosofie.
- Toen propageerde jij nog een andere visie.
- Hij/Zij/Het propageerde altijd openheid en transparantie.
- Wij propageerden een inclusieve samenleving.
- Jullie propageerden destijds al verandering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Propaganderen with some of the pronouns.
- Ik heb de boodschap krachtig gepropageerd.
- Jij hebt het idee intensief gepropageerd.
- Hij/Zij/Het heeft de maatregelen enthousiast gepropageerd.
- Wij hebben het standpunt actief gepropageerd.
- Jullie hebben de campagne succesvol gepropageerd.