zweven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zweef | zweefde | heb gezweefd |
jij, je, u | zweeft | zweefde | hebt gezweefd |
hij, zij, het | zweeft | zweefde | heeft gezweefd |
wij | zweven | zweefden | hebben gezweefd |
jullie | zweven | zweefden | hebben gezweefd |
zij, ze | zweven | zweefden | hebben gezweefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Zweven with some of the pronouns.
- De ballonnen zweven in de lucht.
- Ik zweef over het water met mijn surfplank.
- De astronauten zweven in de ruimte.
- De vlinders zweven vrolijk tussen de bloemen.
- De zeepbellen zweven door de lucht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zweven with some of the pronouns.
- Vroeger zweefde ik altijd op mijn hoverboard door de buurt.
- Toen ik jong was, zweefden mijn dromen hoog in de lucht.
- Het speelgoedvliegtuigje zweefde elegant door de kamer.
- Terwijl we op de schommel zaten, zweefden we steeds hoger.
- De vogels zweefden langzaam door de lucht op zoek naar voedsel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zweven with some of the pronouns.
- Ik ben gisteren zwevend boven de stad gevlogen.
- Hij heeft al meerdere keren zwevend aan een parachutesprong gedaan.
- We zijn over het meer zwevend gevaren.
- De wolken hebben vandaag laag boven ons zwevend gehangen.
- Ze heeft met haar paraglider zwevend over de bergen gevlogen.