boarden

Conjugations List of Boarden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboardboarddeheb geboard
jij, je, uboardtboarddehebt geboard
hij, zij, hetboardtboarddeheeft geboard
wijboardenboarddenhebben geboard
jullieboardenboarddenhebben geboard
zij, zeboardenboarddenhebben geboard

Presens

Example presens sentences for Boarden with some of the pronouns.

  • Ik boord nu het vliegtuig.
  • Jij boort altijd snel een gat.
  • Hij/Zij boort de muur voorzichtig.
  • Wij boren samen een plank.
  • Jullie boren regelmatig nieuwe gaten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Boarden with some of the pronouns.

  • Ik boardde vroeger vaak.
  • Jij boardde gisteren met ons mee.
  • Hij/Zij boardde altijd graag op vakantie.
  • Wij boardden samen naar het buitenland.
  • Jullie boardden regelmatig op dezelfde vlucht.

Perfectum

Example perfectum sentences for Boarden with some of the pronouns.

  • Ik heb geboard.
  • Jij hebt al geboard.
  • Hij/Zij is al aan boord geboard.
  • Wij hebben succesvol geboard.
  • Jullie zijn al eerder geboard.