voorbijgaan

Conjugations List of Voorbijgaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikga voorbijging voorbijben voorbijgegaan
jij, je, ugaat voorbijging voorbijbent voorbijgegaan
hij, zij, hetgaat voorbijging voorbijis voorbijgegaan
wijgaan voorbijgingen voorbijzijn voorbijgegaan
julliegaan voorbijgingen voorbijzijn voorbijgegaan
zij, zegaan voorbijgingen voorbijzijn voorbijgegaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorbijgaan with some of the pronouns.

  • Ik ga voorbij aan de problemen en blijf positief.
  • Jij gaat vaak voorbij aan de details.
  • Hij gaat snel voorbij op zijn fiets.
  • Wij gaan elke dag voorbij het park op weg naar school.
  • Zij gaan voorbij aan de regels en doen wat ze willen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorbijgaan with some of the pronouns.

  • Ik ging vaak voorbij aan de belangrijke punten tijdens mijn presentaties.
  • Jij ging elke ochtend voorbij aan het ontbijt.
  • Hij ging snel voorbij zonder iets te zeggen.
  • Wij gingen vroeger altijd voorbij aan het huis van onze buren.
  • Zij gingen onbewust voorbij aan de impact van hun woorden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorbijgaan with some of the pronouns.

  • Ik ben voorbijgegaan aan de moeilijke periode in mijn leven.
  • Jij bent gisteren snel voorbijgegaan zonder gedag te zeggen.
  • Hij is onopgemerkt aan me voorbijgegaan in de menigte.
  • Wij zijn vorige week voorbijgegaan aan het museum.
  • Zij zijn het probleem compleet voorbijgegaan.