bezoeken

Conjugations List of Bezoeken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezoekbezochtheb bezocht
jij, je, ubezoektbezochthebt bezocht
hij, zij, hetbezoektbezochtheeft bezocht
wijbezoekenbezochtenhebben bezocht
julliebezoekenbezochtenhebben bezocht
zij, zebezoekenbezochtenhebben bezocht

Presens
Beta

Example presens sentences for Bezoeken with some of the pronouns.

  • Ik bezoek regelmatig het museum.
  • Jij bezoekt graag nieuwe restaurants.
  • Hij/zij bezoekt vaak zijn/haar familie.
  • Wij bezoeken morgen een concert.
  • Zij bezoeken elk jaar dezelfde vakantiebestemming.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bezoeken with some of the pronouns.

  • Vroeger bezocht ik elk weekend mijn vrienden.
  • Toen jij jonger was, bezocht je vaak pretparken.
  • Hij/zij bezocht regelmatig concerten in de jaren '90.
  • Wij bezochten als kind altijd onze grootouders op zondag.
  • Zij bezochten vorig jaar meerdere Europese landen tijdens hun reis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bezoeken with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren het concert bezocht.
  • Jij bent al naar dat museum geweest, toch?
  • Hij/zij heeft vorige week haar familie bezocht.
  • Wij hebben dit jaar nog geen buitenlandse steden bezocht.
  • Zij zijn vorige zomer naar dezelfde vakantiebestemming geweest.