zinnen

Conjugations List of Zinnen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknullnullnull
jij, je, unullnullnull
hij, zij, hetzintzonheeft gezonnen
wijnullnullnull
jullienullnullnull
zij, zenullnullnull

Presens
Beta

Example presens sentences for Zinnen with some of the pronouns.

  • Ik zin op een nieuw avontuur.
  • Jij zint op wraak.
  • Hij zint op een nieuwe baan.
  • Wij zinnen op een oplossing.
  • Zij zinnen op verbeteringen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zinnen with some of the pronouns.

  • Ik zinde op een nieuw avontuur.
  • Jij zinde op wraak.
  • Hij zinde op een nieuwe baan.
  • Wij zinden op een oplossing.
  • Zij zinden op verbeteringen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zinnen with some of the pronouns.

  • Ik heb gezind op een nieuw avontuur.
  • Jij hebt gezind op wraak.
  • Hij heeft gezind op een nieuwe baan.
  • Wij hebben gezind op een oplossing.
  • Zij hebben gezind op verbeteringen.